pictures
Nica's in Costa Rica
illegal bordercrossing
to the pictures / naar de fotos

sterretje Voor de meesten is het verzamelpunt de portieken en de catacomben onder de kerk in San Carlos. Vandaar vertrekken ze, de Nicaraguanen, naar de grens met Costa Rica, om daar na een barre tocht door het regenwoud, en veelal vergezeld van vrouwen en kinderen, illegaal seizoensarbeid te gaan verrichten. Volgens de Foro Emmaus, een Costa-Ricaanse koepel van linkse en kerkelijke NGO’s, werken er een miljoen Nicaraguanen in Costa Rica, van wie de helft illegaal. Dat is niet zo verwonderlijk. Beide landen zijn arm, maar Nicaragua is het armst. Thuis verdienen deze mensen als ze al werk hebben gemiddeld vier gulden per dag. In Costa Rica halen ze soms wel twintig gulden. San Carlos is het vertrekpunt, omdat dit stadje aan het Meer van Nicaragua ligt, op de plaats waar de Rio San Juan dit meer verlaat om 600 kilometer verder in zee te stromen. De grens met Costa Rica loopt voor een belangrijk deel vlak langs de oever of enkele kilometers landinwaarts van deze brede rivier. Om er te komen nemen de aspirant-illegalen in San Carlos de boot, die de verbinding met dorpen langs de rivier onderhoudt. Gewone passagiers heeft deze boot nauwelijks. De meesten zijn onderweg naar de grens. Onderweg verschijnen kano’s om de mensen over te nemen en af te zetten op afgelegen plekjes langs de rivier. Daar neemt de mensensmokkelaar, een zogeheten coyote, de leiding. De coyote die ik zag leek weinig op de mafia-figuur die wij ons meestal bij een mensensmokkelaar voorstellen. Het was gewoon een Nicaraguaanse boer die op deze manier wat bijverdient. Hij bracht ons - een groep van veertien mensen - over de grens. Van ieder kreeg hij daarvoor ongeveer acht gulden. De tocht door het oerwoud is niet gemakkelijk Uit angst voor de Costa-Ricaanse grenspolitie wordt veelal ‘s nachts gelopen en ‘s overdags geschuild, bijvoorbeeld in een dichtbegroeid stuk regenwoud of gewoon tussen de staken van een verlaten tapioca-aanplant. We lopen door akkertjes, steken riviertjes over, waadden tot onze knieën door de blubber - vooral ‘s nachts is dat een hele ellende. De mensen eten wat ze bij zich hebben, zoals tortilla’s met kruimelkaas, en wat ze tegenkomen, bijvoorbeeld die rauwe tapioca-knollen. Wat me altijd weer opvalt bij arme mensen is dat ze zo gemakkelijk delen wat ze hebben. Ik kreeg van iedereen wat, terwijl ik in hun ogen toch een rijke westerling ben. Wanneer je precies de grens passeert is onduidelijk. De tocht duurt drie dagen. Daarna zijn de gevaren voor de groep nog niet geweken. In de dorpjes waar de illegalen arriveren, heeft de Costa-Ricaanse grenspolitie eenheden geposteerd. Iedereen die er ‘verdacht’ uit ziet, wordt opgepakt. Costa Rica gaat er weliswaar prat op geen leger te hebben, maar deze politie-ambtenaren lopen in militair tenue en zijn, net als soldaten, zwaar bewapend Degenen die het halen belanden bij Costa-Ricaanse boeren die de goedkope werkkrachten gebruiken in de sinaasappelenpluk en voor de oogst van koffie, suikerriet en bonen. De boeren verschaffen de illegalen huisvesting, al zou dat die naam niet mogen hebben. Het zijn hutjes waar de mensen - mannen, vrouwen en kinderen door elkaar - op de planken vloeren slapen. De kinderen werken net zo hard mee, want de boeren betalen stukloon en dan telt iedere hand. Er zijn duizenden illegalen die hun bestemming niet halen en voortijdig door de grenspolitie worden opgepakt. Zij krijgen een briefje met daarop een stempeltje in hun hand gedrukt en worden op een boot gezet die linea recta terugvaart naar San Carlos. Voor de meesten zit een nieuwe poging er niet meer in. De busboot kost zestien gulden en de coyote vraagt acht gulden en dat geld hebben ze niet meer. Voor hen zit er niets anders op dan een vernederende tocht naar de (Duitse) pastoor in San Carlos, die de mislukte illegalen het geld geeft voor de bus naar huis.