pictures

Ad Broks
Meer kinderen dan koeien"

to the pictures / naar de foto's

De Kleuters van 1957.


sterretje “Kantoorwerk bevalt me niet”, zegt Ad Broks, bijna verontschuldigend. “Ik kan niet stil zitten.” Daarom ruilde hij het comfortabele kantoorbaantje dat hij na de mulo had gekregen, al na twee jaar in voor een ongewisser bestaan. Hij koos voor wisselend – en vooral zwaarder – werk. Vaak was dat niet gemakkelijk. De groeven in zijn gezicht spreken voor zich.

Hij werkte als ijzer-strekker (waarbij hij recht maakte wat krom was), als timmerman, hij was drie jaar werkloos, hij laadde 's nachts slachtkippen op vrachtwagens (“Negentigduizend kippen op één nacht – daar ga je ongelofelijk van stinken”), hij maakte prefab betonvloeren en nu zit hij al weer vijftien jaar in de bouw als opperman.

Eén ding is al die jaren hetzelfde gebleven: “Ik heb nog nooit ergens anders gewoond”. In deze boerderij in Wijbosch is hij geboren, hij heeft de stal verbouwd tot woonhuis en daar woont hij nu, met zijn vrouw Wil en zijn zonen Joël en Roger.

Bij de boerderij hoort nog een halve hectare grond. Vroeger was dat meer. Ads vader boerde, totdat het begin jaren zestig niet meer loonde. “Er kwamen meer kinderen dan koeien” - en dat betekende dat vader Broks noodgedwongen fabrieksarbeider werd.

Ad houdt nog steeds vee: zeven koeien, een varken, zeven schapen, zes geiten en wat kippen. Hij doet het voor zijn plezier, maar het loont nog steeds niet. “Als je het voor je hobby doet, en je wil de regels naleven, dan kun je beter stoppen.”

Het is de nieuwe bureaucratie die hem de das omdoet. “Het zijn bezopen toestanden”, moppert hij. “Ik heb één zeug, maar krijgt ze biggen, dan ben ik meteen een mestbedrijf. Dan moet ik aan dezelfde regels voldoen als iemand die duizend varkens heeft. Iedere maand inspectie, bloedmonsters inleveren en je moet het allemaal zelf betalen, inclusief het laboratoriumonderzoek. En de opbrengst is nu één euro per kilo geslacht gewicht. Daar kun je echt niets meer van maken.”

Hij wordt er mismoedig van. “Tien jaar geleden wist ik niet eens wat de Gezondheidsdienst voor Dieren was. Tegenwoordig krijg ik elke twee weken post van ze.”