Rufino in 1996

Één voortdurende verandering
Door dr. Lou Keune


De foto van de voormalige kleuters is van 1957. Het lijkt een beeld uit een ver verleden. De leerkracht is een non, zij draagt de kleding die bij haar status en roeping past. De pastoor is in alle opzichten pastoor: in toga, zittend te midden van de kinderen, een herder in optima forma. En dan de kinderen: vooral de nette witte jurkjes van de meisjes vallen op, en ze dragen witte sokjes, en een witte strik in het haar. Voor zover de jongens niet verkleed zijn als kabouter staan ze er ook zeer netjes op, met kousen aan en de haren netjes gekamd. De kabouters zijn schattig. Ze kijken ook ernstig, overtuigd van de betekenis die deze uitdossing symboliseert. Ze detoneren een beetje omdat zij wat frivoliteit brengen in de ernst die van de meeste andere kinderen afstraalt. Maar misschien zijn juist zij het meest beeldend voor die tijd, een tijd immers dat er van alles veranderde, er kwam meer variatie, meer vrijheid.

Wijbosch behoort tot de gemeente Schijndel. Het was in de jaren vijftig een leefgemeenschap met een eigen identiteit. Het lag op een duidelijke afstand van de kern van de gemeente, het eigenlijke Schijndel dus, je moest een flink stuk fietsen of lopen door agrarisch gebied voordat je van de ene plek in de andere kwam. Het was ook een wat je zou kunnen noemen kerkdorp, een parochie met een eigen kerk met overigens dezelfde patroonheilige als Schijndel, St. Servatius. Die landelijke ligging doet vermoeden dat Wijbosch een echt boerendorp was, een agrarische gemeenschap. Tot op zekere hoogte was dat ook zo, kijkend naar de vele landerijen die bewerkt werden of waar vee stond. Het waren zeker geen rijke boerderijen, menige kleuter uit die tijd karakteriseert nu zijn of haar vader als keuterboer. Het gebied stond ook niet bekend als zeer welvarend. En die landelijke omgeving had ongetwijfeld een landelijke uitstraling op de mensen die in de Wijbosche dorpskern woonden.

Daar staat tegenover dat van de 22 kleuters (*1) die aan de enquête voor dit boek hebben meegewerkt , slechts acht op een boerderij woonden, althans als beroep van hun vader “boer” en van hun moeder “boerin” opgaven. Terzijde, twee van deze boeren hebben ook als arbeider op een fabriek gewerkt, en een andere boer was ook veehandelaar. Er zijn nu trouwens weinig boeren meer over in Wijbosch. Maar de grootste groep van deze vaders werd gevormd door mannen die als arbeider werkten op een van de fabrieken in de omgeving. Daarnaast waren er twee bouwvakkers en één klompenmaker. Het beroep van de moeders werd vooral gekarakteriseerd als huisvrouw. Dat was ook gewoon in die tijd, getrouwde vrouwen ”werkten niet” zoals het toen nogal eens veronachtzamend werd uitgedrukt, zij “deden” het huishouden. Dat geldt niet voor de boerinnen, zij werden geacht mee te werken op het boerenbedrijf. De meeste moeders hadden voor hun trouwen ook “gewerkt”, nogal wat van hen in een fabriek, en anderen in de huishoudelijke hulp. Middenstand was er niet, op twee winkeliers na. En rijken woonden er helemaal niet. Conclusie: de inwoners van Wijbosch hadden meer met industrie dan met landbouw en veeteelt van doen. Het was eigenlijk een dorp van arbeiders in een agrarische omgeving.

Tot de grote fabrieken van die tijd, waar ook arbeiders uit Wijbosch werkten, behoorde het in heel Nederland bekende bedrijf van Jansen de Wit, in de streek bekend als “de sok” omdat daar kousen werden gemaakt. Daar werkte in 1960 1494 mensen, een enorm aantal, een kwart van de totale beroepsbevolking van Schijndel. Overigens daalde dat aantal daarna, tot 493 in 1981. (*2) En in 1985 is dit bedrijf gesloten. Jansen de Wit lag in het centrum van Schijndel, net als een ander bekend maar betrekkelijk klein bedrijf, de kaarsenfabriek van Bolsius. Beide waren familiebedrijven, maar zeker het bedrijf van Jansen de Wit stond bekend als een modern bedrijf dat ook helemaal meeging in de in die naoorlogse jaren snel groeiende mode van kousen gemaakt van nylon. Ook op andere in Nederland bekende bedrijven werkten arbeiders uit Wijbosch. Zo werkten ouders van deze kleuters bij Vlisco in Helmond, bij Philips en DAF in Eindhoven, bij Mars en de CHV in Veghel. Dat wil dus zeggen dat nogal wat inwoners van Wijbosch dagelijks buiten hun dorpse omgeving traden en alleen zo al en intensief in aanraking kwamen met de “grote wereld”.

En daarmee namen zij deel aan de grote veranderingen die in die jaren vijftig plaatsvonden in geheel Noord-Brabant. Dikwijls wordt verondersteld dat de grote veranderingen in Nederland begonnen in de jaren zestig en zeventig. En inderdaad, die jaren waren wat het beeld van verandering aangaat misschien het meest spectaculair. Dat wil echter niet zeggen dat de jaren vijftig werden gekenmerkt door behoudzucht en traditie. Integendeel, toen al vonden er veel veranderingen plaats die later werden aangeduid met modernisering. Eigenlijk was die modernisering al begonnen in de Tweede Wereldoorlog. Schijndel en zeker ook Wijbosch hebben die oorlog op heel directe manieren ondergaan. Ook uit deze streken werden mannen gedwongen te gaan werken in Duitsland, dikwijls in bedrijven met arbeidsverhoudingen en productietechnieken die veel verder ontwikkeld waren dan in Nederland en zeker in Noord-Brabant gebruikelijk was. Mannen die terugkeerden namen de invloeden van die ervaring mee.

Tijdens die oorlog kwamen alle inwoners van dorpen als Wijbosch ook op andere manieren in directe aanraking met modernisering. Via de vele soldaten uit andere streken, tot zelfs de Verenigde Staten, ontstond er contact met andere culturen. Dat had invloed op allerlei normen en waarden. Maar de oorlog zelf was al van grote betekenis. Ook Wijbosch en Schijndel hebben veel oorlogsellende over zich heen gekregen, met name in het laatste oorlogsjaar toen er hevig werd gevochten, er tientallen doden vielen onder de burgerbevolking en veel in puin werd geschoten waaronder honderden woningen (30 % van de inwoners van de gemeente Schijndel is daardoor de woning kwijtgeraakt), de parochiekerk van Wijbosch en de fabriek van Jansen de Wit. (*3) Dat was grote ellende maar tegelijkertijd een zeer fysieke ervaring met voorwerpen, technieken en omgangsvormen die verre stonden van wat men dikwijls veronderstelt als karakteristiek voor landelijke dorpen. Daarnaast waren er ook ook in Wijbosch onderduikers, had ook deze streek te maken met de opvang van Engelse piloten, werd ook hier noodzakelijkerwijs meer gelogen en bedrogen dan in vredestijd al was het maar uit eigen lijfsbehoud of dat van anderen als onderduikers en piloten.

Kortom, de Wijbosche wereld stond in de jaren veertig aardig op zijn kop. Ook, omdat na deze oorlog niet minder dan 146 jonge mannen en vrouwen uit de gemeente Schijndel naar het toenmalige Nederlandsch Oost-Indië trokken (*4) en daar deelnamen aan wat eufemistisch “politionele acties” werden genoemd. Dat wil dus zeggen dat nogal wat jonge mensen uit die kleine dorpsgemeenschap naar de andere kant van de wereld gingen samen met jonge mensen uit andere streken en de grote steden van Nederland, en kennis maakten met voor die tijd toch wel heel vreemde culturen. Wie van hen herinnert zich niet bijvoorbeeld de ontzagwekkende ervaringen van een bootreis door het Suezkanaal, door een regio met in vergelijking met Noord-Brabant toch wel zeer verschillende kenmerken? Wie kan zich van deze en andere ervaringen afsluiten, wie ook neemt daar niet veel van mee als men weer thuis komt?

Maar ook in vele andere opzichten onderging geheel Nederland een modernisering die diep ingreep in de maatschappelijke verhoudingen. Er ontwikkelde zich een grootindustrie die vóór de oorlog zijn gelijke nauwelijks kende, of het zou in landen als Duitsland, Engeland en de Verenigde Staten moeten zijn. De infrastructuur, waaronder wegen, breidde gestaag uit, heel Nederland werd ontsloten, en ook in de omgeving van Wijbosch werden veel landelijke wegen verbreed en geasfalteerd. Het verkeer nam snel toe, en in de landbouw werd door herverkaveling en concentratie, en door introductie van nieuwe technieken en financieringswijzen de productie enorm vergroot, overigens op steeds minder bedrijven.

Dat alles had ook zijn uitwerking op zeden en gewoonten. Langzaam maar zeker begonnen de verhoudingen tussen ouders en kinderen, tussen mannen en vrouwen, tussen fabrieksdirecteuren en arbeiders, tussen pastoors en gelovigen te veranderen. Die veranderingen begonnen al in de jaren veertig en vijftig, maar werden zoals gezegd het duidelijkst zichtbaar in de jaren zestig en zeventig. Via de vele communicatiemedia maar ook via bezoekers en migranten uit andere landen kwam heel de wereld binnen. En het werd ook veel gewoner om er op uit te vliegen, steeds letterlijker, bijvoorbeeld op vakantie, of als migrant naar Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. Dat alles ging gepaard met een enorme welvaartsgroei en sterke verbetering van de sociale zekerheid.

Het Wijbosch van 1957 was dus een dorp in verandering. Maar het was ook nog steeds een dorp waar iedereen iedereen kende, waar een actief verenigingsleven was, waar men nog vreemd naar buitenstaanders keek, en waar soms een conflict de gemeenschap in tweeën kon splijten. Wijbosch had een eigen identiteit, je was van Wijbosch en niet van bijvoorbeeld Schijndel of St. Oedenrode. (*4) Het was duidelijk geen welvarend gebied, er woonden in tegenstelling tot bijvoorbeeld Schijndel geen rijke mensen, en sommigen moesten worden ondersteund door de charitatieve Vincentiusvereniging. Migranten waren er nauwelijks. Tot de uitzonderingen behoorde de familie Den Blanken. Want vader Den Blanken kwam uit Muiden, en moeder uit Eemnes. Zij hadden gebruik gemaakt van de mogelijkheid om in Wijbosch een boerderij over te nemen. Dat was op zich al een hele onderneming, vanuit Holland, onder de rook van Amsterdam, naar een toch wel klein dorp in Noord-Brabant waar men niet al te veel op had met buitenstaanders. Als “Hollander” was het dus wennen, maar ook omgekeerd moest er gewend worden. Daar kwam bij dat het boerenbedrijf veel werk kostte en naar verhouding weinig opleverde. Dat betekende dus een zwaar bestaan van veel en hard werken. En de opgroeiende kinderen Den Blanken hadden geen gemakkelijke kindertijd. Want net als de andere boerenkinderen moesten zij al heel jong meewerken op de boerderij. Dit in tegenstelling tot de kinderen van arbeiders die niet thuis op een eigen bedrijf werden ingezet, dus veel meer speeltijd hadden. Dat laatste gold minder voor de meisjes dan voor de jongens. Zij, de meisjes, moesten dikwijls al vroeg meehelpen in het huishouden. En als moeder ziek werd was het heel gewoon dat een van de dochters voor het huishouden ging zorgen.

Al deze kleuters zijn in Wijbosch en omgeving geboren. Met één opvallende uitzondering, namelijk Ad Verkuijlen. Hij is geboren in Quebec, Canada, en met zijn familie geremigreerd naar Nederland. Wijbosch uit die jaren was betrekkelijk klein maar onderging na de oorlog ook de geboortegolf die zich in heel Nederland manifesteerde. Piets broer Bertus werd in 1954 geboren als duizendste inwoner van Wijbosch. Dat werd gevierd, het was voor Wijbosch duidelijk een mijlpaal. De familie kreeg bezoek van leerlingen en leerkrachten die “het laatste stuk achter op de fiets over een soort karrespoor naar het huis van de pasgeborene” gingen. En daar werd de familie o.a. een gedicht aangeboden.(*6) Daarna groeide de bevolking van Wijbosch verder.

En dat gold voor de hele gemeente Schijndel die in 1950 nog 10.938 inwoners telde, in 1960: 13.645, in 1970: 16.362 en in 1980 19.364 inwoners. Ieder 10 jaar kwamen er dus zo’n 3000 inwoners bij.(*7) In die groei speelden verschillende factoren een rol: mensen werden gezonder en leefden langer, er vestigden zich steeds meer mensen van buiten in deze gemeente. Maar zeker ook het kindertal is van invloed. In 2001 telt Schijndel 22.973 inwoners. Er is nu nog steeds sprake van groei van de bevolking van Schijndel als geheel maar die is duidelijk minder in vergelijking met de periode vóór 1980. En Wijbosch kent vanaf de tweede helft van de jaren negentig al geen stijging meer. (*8)

Die afvlakking van de bevolkingsgroei heeft veel te maken met het afnemend kindertal. De kleuters van dit boek komen uit gezinnen van gemiddeld zes kinderen waaronder twee gezinnen met elf kinderen en een met tien. Maar kijken wij naar de nakomelingen van deze kleuters, dan is dat gemiddelde flink gedaald tot minder dan twee. Dat is een enorme verandering in demografisch opzicht, maar het is tegelijkertijd een weerspiegeling van vele veranderingen in bijvoorbeeld godsdienstige opvattingen en gebruiken, seksuele moraal en de positie van de vrouw. Wijbosch is dus na de naoorlogse geboortegolf door de bank genomen niet bijzonder gegroeid. En de bevolkingspiramide is, in heel Schijndel overigens, flink aan het veranderen: de zo genoemde vergrijzing zet zich ook hier door en daaraan beginnen deze voormalige kleuters hun steentje bij te dragen. Voor Schijndel als geheel verwacht de Provincie Noord-Brabant vanaf 2018 zelfs een daling van de bevolking. (*9)

Ook in een ander opzicht manifesteren zich hier de demografische veranderingen die wij in heel Nederland gezien hebben. Want het buitenland komt ook naar Schijndel. Dat begon al in de jaren zeventig toen de eerste groep Spaanse arbeiders kwam werken bij Jansen de Wit. De relatieve aantallen van deze immigranten zijn natuurlijk niet te vergelijken met die in sommige grote steden van Nederland waar allochtone kinderen al bijna de helft van het totale aantal kinderen zijn gaan uitmaken. In Schijndel is op dit moment slechts twee procent van “niet-westerse” afkomst. Maar dat zijn dan toch maar weer zo’n 450 mensen. Daarbij zijn de migranten afkomstig uit landen als Spanje en Griekenland niet meegeteld. Van Wijbosch is nu ongeveer één procent van niet-westerse afkomst. (*10) En ook onder onze voormalige kleuters zien wij het verschijnsel van vermenging met volkeren uit verre streken. Twee van hen hebben een partner uit verre streken: de Dominicaanse Republiek, en de Filippijnen.

Verandering, dat is en blijft de rode draad in deze nabeschouwing. Kijken wij bijvoorbeeld naar de burgerlijke staat zoals dat zo mooi in ambtelijke taal heet. De kleuters stammen allemaal uit het traditionele katholieke milieu: iedereen was katholiek gedoopt, deed min of meer zijn kerkelijke plichten, zat op katholieke scholen, velen in de streek waren toegetreden tot de nu ook internationaal bekende Zusters van Liefde van Schijndel (in Wijbosch hadden de zusters een dependance), en zo meer. Wijbosch telde in die jaren nog twee wat toen “lagere scholen” werden genoemd. In tegenstelling tot de kleuterschool waren deze niet gemengd: er was een aparte jongensschool, genoemd naar de heilige Aloysius, en een aparte school voor meisjes met de heilige Theresia als naamgeefster. Dit onderscheid versterkte een bepaalde opvatting over de relaties tussen de seksen. Het huwelijk was heilig, en voorzover bekend is er onder de ouders van deze kleuters geen geval bekend van scheiding. Ook dat is enorm gaan verschuiven tijdens het leven van deze kleuters. Van de twintig nog levenden van hen zijn er vier gescheiden. Twee leven ongetrouwd samen, en één woont alleen, maar helpt de moeder met de opvoeding van hun zoon. Onder de kinderen van deze kleuters komt ongetrouwd samenleven naar verhouding nog meer voor. En als het gaat om verdwenen tradities, vergelijk maar eens de persoonsnamen van de verschillende generaties in de families van deze kleuters.

De scheiding in jongensschool en meisjesschool is vanaf 1967 geleidelijk opgeheven. Vanaf dat jaar kent Wijbosch één gemengde basisschool. Die verandering had natuurlijk te maken met het afnemend aantal kinderen. Maar dat was niet de enige reden. Zeker zo belangrijk is dat ook in Wijbosch een verandering plaatsvond in de opvattingen over de verhoudingen tussen de seksen en over het onderwijs. De hoofden van de beide oorspronkelijke lagere scholen waren ook los van die demografisch ontwikkelingen tot de conclusie gekomen dat hun scholen gemoderniseerd moesten worden. Dat werd niet alleen zichtbaar in de veranderingen in lesinhouden en methoden, maar ook in de organisatie van het onderwijs waarbij de participatie van de ouders in diezelfde jaren zestig zijn beslag kreeg. Daarmee bleek opnieuw hoezeer Wijbosch met de tijd meeging.

De brede maatschappelijke ontwikkelingen zien wij ook weerspiegeld in het niveau van onderwijs van deze voormalige kleuters. Voorzover bekend hadden hun ouders niet meer dan de lagere school doorlopen. Slechts één vader had daarna nog aanvullend landbouwonderwijs gevolgd en opleidingen voor middenstand en boekhouden. Hoe anders is het beeld bij onze groep voormalige kleuters. Allen hebben na de lagere school nog een vervolgopleiding gevolgd. Bij de mannen heeft de overgrote meerderheid op de lts of een vergelijkbare beroepsopleiding gezeten. Van de vrouwen is de overgrote meerderheid naar wat toen nog huishoudschool heette gegaan. En enkele mannen hebben nog ander vervolgonderwijs gedaan: mulo, hbs tot zelfs hbo toe. Van de vrouwen heeft slechts een nog ander onderwijs gevolgd, namelijk cursussen van het ook landelijk bekende opleidingsinstituut in Culemborg. Als wij kijken naar de broers en zussen van deze kleuters dan zien wij vergelijkbare ontwikkelingen. Uitzondering is een broer die een universitaire opleiding (seminarie) heeft gevolgd. En ook onder de partners van de kleuters zien wij een onderwijsniveau vergelijkbaar met dat van henzelf. Met één uitzondering, namelijk een vrouwelijke partner die in haar land van oorsprong een hbo-opleiding heeft gevolgd. Opvallend blijft dat de meisjes van die tijd, als het gaat om vervolgonderwijs, achtergesteld werden ten opzichte van de jongens.

Er is duidelijk sprake van een algemeen patroon: deze kinderen en hun broers en zussen en partners, hebben veel meer en betere onderwijskansen gekregen (en daarvan gebruik gemaakt) dan hun ouders. Er is sprake van een sprong in het onderwijsniveau waarvan de betekenis, kijkend met de ogen van nu, gemakkelijk onderschat wordt. Overigens was het voor sommige ouders een grote beslissing om hun kinderen verder te laten leren. Natuurlijk, de leerplicht maakte het deels onvermijdelijk om na de basisschool verder te gaan, zeker toen er een einde kwam aan het gebruik om kinderen die nog geen 14 jaar waren wat extra jaren op de basisschool te laten verblijven. Daarnaast was ook niet onbelangrijk dat het onderwijsaanbod sterk verbeterde, ook in de directe omgeving als in Schijndel en Veghel. Maar hoeveel ouders hadden niet de twijfel of dat nu wel allemaal nodig was? Bovendien waren het over het algemeen gezinnen die het financieel niet breed hadden, integendeel. En dan kwam een verdienend kind zeer van pas, ook omdat de opvoeding toen al veel geld kostte. Het kwam dus nogal eens voor dat het schoolhoofd enig overtuigingswerk moest verrichten om van de ouders toestemming te krijgen voor verder leren, en zich ook moest inspannen om een oplossing te vinden voor de extra financiële lasten van die opleiding. Hoe anders in vergelijking met nu, nu ouders, soms tegen het belang van hun kind in, zich inspannen om hun kinderen een zo hoog mogelijke opleiding te laten volgen. En kijkend naar de kinderen van deze voormalige kleuters zien wij nog meer variatie in de opleidingen. Nu zien wij ook diverse voorbeelden van opleidingen in allerlei dienstenberoepen als kapster en kok, en daarnaast meer voorbeelden van hbo en universitair onderwijs.

Dat neemt niet weg dat er toch een constante zichtbaar is. De meeste kleuters zijn werkzaam geworden in beroepen vergelijkbaar met die van hun ouders. Dat geldt niet voor de kinderen uit boerengezinnen, geen van hen is boer geworden. Wel geldt het voor de arbeiderskinderen. Voor zover het gaat om de mannen onder hen en trouwens ook onder de boerenkinderen, wemelt het van arbeidersberoepen als timmerman, chauffeur, lasser, kraanmachinist, bouwvakker, procesoperator, loodgieter. Overigens is toch wel erg opvallend dat in tegenstelling tot hun vaders geen van deze mannen in een fabriek werkt, met uitzondering van de procesoperator en de voormalige kleuter die in een sociale werkplaats werkt. Één van de mannen is huisman, zijn partner heeft een voltijdse baan. En een andere man is hoofd salarisadministratie in een groot bedrijf. Er zijn weinig mensen met een leidinggevende positie. Wel vier zelfstandigen, een met een bouwbedrijf, een ander met een transportbedrijf, een veehandelaar, een fotograaf. Dit beeld van beroepen geldt in zijn algemeenheid ook voor de partners van de vrouwelijke kleuters. Bij de vrouwen zien wij nogal eens beroepen als huishoudelijk werk, een enkeling werkt in een administratief beroep, als receptioniste of als naaister. Ook is sprake van vrijwilligerswerk. Interessant daarbij is dat bij deze generatie al veel meer dan bij de vorige generatie het geval was getrouwde vrouwen ook buitenshuis werken, een (voorzichtig) teken van emancipatie. De overgrote meerderheid van de broers, zussen en partners van deze voormalige kleuters heeft vergelijkbare beroepen.

In die beroepen heeft voor zover bekend iedereen het veel beter gekregen dan hun ouders: Kortere werktijden, betere voorzieningen op de arbeidsplek en hogere inkomens. Hun welvaartsniveau is onvergelijkbaar hoger dan dat van hun ouders. Zie bijvoorbeeld hun woningen, het beschikken over een auto en andere gemakken van deze tijd, het op vakantie gaan. Enkelen onder hen hebben een ook voor deze tijd indrukwekkende woning, mede omdat dat zij voor zichzelf zijn begonnen en/of veel hebben bijgeklust. Uit de statistieken blijkt dat Schijndel en daarbinnen Wijbosch, als het gaat om het gemiddelde inkomen, nauwelijks onderdoet voor het gemiddelde in Nederland. Dan hebben wij het natuurlijk wel over het gemiddelde, want 42 procent van de inwoners van Wijbosch wordt gerekend tot de lage inkomensgroepen, en 18 procent tot de hoge.(*11) In een ander opzicht zijn er onder de voormalige kleuters duidelijk welzijnsproblemen. Vijf van de nog levende twintig voormalige kleuters leiden aan ernstige ziektes of handicaps, voor een deel te verklaren door het vele en zware werk dat zij hebben verricht.

Er is dus veel veranderd in het leven van deze kleuters. Dat zie je ook als je door Wijbosch loopt. Er wordt goed gewoond, er staan heel wat woningen die misschien zelfs als villa aangemerkt zouden kunnen worden. Dat betere woongenot geldt in het algemeen ook voor de oudere arbeiderswoningen, al was het alleen al omdat men met veel minder personen daar woont. In architectonisch opzicht loopt Wijbosch nu niet bepaald voorop in de vernieuwing. In die villa’s weerspiegelen zich wel vele veranderingen in bouwstijlen in het Nederland van de laatste 50 jaar, maar daarbij is eerder sprake van de gewone varianten dan van experimentele of uitzonderlijke. In dat opzicht is Wijbosch een heel gewoon dorp gebleven vergelijkbaar met veel moderne gewone dorpen in Nederland, of het nu bij wijze van spreken gaat om Friesland of om Zuid-Limburg. Opvallend detail is dat nogal wat van de vroegere boerderijen, kleine en grotere, verbouwd zijn tot mooie woningen met alle moderne gemakken maar toch met een nostalgische en romantiserende uitstraling van het vroeger toch zeer zware boerenbestaan. De meeste boeren van 50 jaar geleden hadden het in het geheel niet breed. Maar het zijn nu de meer welvarende Nederlanders die graag een flinke prijs betalen voor deze onderkomens. Een ander opvallend detail is dat er nu meer aandacht is voor het behoud van het natuurschoon. Zo wordt het mooie natuurgebied Wijboschbroek nu beheerd als een natuurmonument en wordt van alles gedaan om één van de vroegere mulle verbindingswegen door dit gebied in oude staat te herstellen en te behouden.

Het is zoals gezegd nog steeds een dorp, er is een actief dorpsleven met een dorpscentrum waar diverse verenigingen thuis zijn. En er wordt gezamenlijk actie gevoerd voor bijvoorbeeld het behoud van de dorpsrust. Maar waar vroeger duidelijk was waar Wijbosch streekkundig gezien begon en ophield, daar zijn nu de grenzen aan het vervagen. Wijbosch en Schijndel zijn nu aan elkaar gekleefd door de lintbebouwing langs de weg die beide kernen met elkaar verbindt.

Nog maar enkelen van onze vroegere kleuters wonen in Wijbosch. Wel is er een duidelijke gehechtheid aan de streek, de overgrote meerderheid van hen woont in Schijndel of in een van de naburige plaatsen. Piet den Blanken woont nog het verst van allemaal, en dat is dan Breda. Hoe dan ook: als de ouders van deze kleuters nu door Wijbosch zouden lopen, dan zouden ze natuurlijk veel herkennen maar veel ook niet. En op zijn minst zouden ze hogelijk verbaasd zijn over wat er allemaal veranderd is. En dan hebben wij het alleen nog maar over het buitengebeuren. Als zij eens binnenshuis zouden kijken zouden zij zeer verbaasd zijn over de ruimte, de aankleding, en alle gemakken die mensen van tegenwoordig, althans in een land als Nederland, meestal hebben: moderne keuken met allerlei apparaten, centrale verwarming, televisie, gemakskleding, veel speelgoed, en niet te vergeten de nieuwste media van communicatie zoals internet en mobieltje. Zouden zij zich hier ook thuis voelen? Wie weet. In ieder geval zouden zij veel van hun rechtstreekse nakomelingen niet meer in Wijbosch zelf aantreffen.

Lou Keune (*12)


Voetnoten
1) Piet den Blanken meegeteld. De oorspronkelijke groep bestond uit 24 kleuters, één wilde helemaal niet meedoen aan dit project, en één niet aan de enquête.
2) Sociale Kaart pag. 55.
3) Zie o.a. Verstraten, pag. 15, en Coolen, pag. 115 e.v..
4) Zie Timmermans.
5) Het Wijbosch Volkslied uit die tijd zong: “Wijbosch is apart, het heeft een eigen hart”. (Mededeling van het echtpaar Hendriks.
6) Zie Verhoeven, pag. 52-54.
7) Zie Sociale Kaart, pag. 21.
8) Zie Woningvoorraad en Aantal Inwoners per Gemeente, diverse jaren
9) Gemeente op maat pag. 25.
10) Leeftijdsspecifieke bevolkingsontwikkeling Gemeente Schijndel.
11) Gemeente op maat pag. 24
12) Met dank aan Piet den Blanken, Bertus Hendriks, Lies Hendriks Hoppenbrouwers, Rob Ruggenberg, en Theo Uittenbogaard voor hun adviezen, commentaren en aanvullende informatie.
13) De Brabant-Collectie van de bibliotheek van de Universiteit van Tilburg bevat tientallen publicaties en documenten over Schijndel.


Bronnen
-Enquête onder de aan dit project deelgenomen hebbende voormalige kleuters
-Gespreken met enkele personen
-In voetnoten vermelde publicaties :
-Coolen, Antoon: Van de breischei tot 75 gauge : het verhaal van een kousenfabriek, 1830-1955.
  Schijndel, 1955, M. Jansen De Wit's kousenfabrieken N.V.
-Gemeente op maat – Schijndel. Voorburg/Heerlen, 2003, Centraal Bureau voor de Statistiek
-Leeftijdsspecifieke bevolkingsontwikkeling Gemeente Schijndel, tabel ontleend aan: Actualisering
  Bevolkings- en Woningbehoefteprognose, Provincie Noord-Brabant, 2002
-Sociale kaart van de gemeente Schijndel: een signalement van een Brabants dorp. Schijndel, 1981,
-Begeleidingscommissie Sociaal-Cultureel Plan en Programma
-Timmermans, M.F.J. Frans: Hop en palmen: herinneringsboek van Schijndelse militairen in
  Nederlands-Indië, 1945-1950. Uitgever onbekend, 1998
-Verhoeven, H.: Servatius : 'n beknopte geschiedenis 100 jaar Wijbosch. Wijbosch, 1984, Parochie van de H.Servatius
-Verstraten, Wim: Een eeuw R.K. Boerenbond Schijndel 1896-1997. Schijndel, 1998, R.K. Boerenbond Schijndel
-Woningvoorraad en aantal inwoners per gemeente onderscheiden naar wijken en buurten. ’s Hertogenbosch, Provincie Noord-Brabant, diverse jaren.