Echtpaar Verheijen
‘Dertien jaar geleden kreeg mijn man een verkeersongeval.
Hij heeft acht maanden in coma gelegen. Sindsdien zit hij in een rolstoel en moet alles voor hem gedaan worden.’
Met deze korte zinnen typeert mevrouw Verheijen de grote verandering in het leven van haar en haar man.
Nadat haar man uit coma was gekomen, verbleef hij nog ruim zes jaar in het verpleeghuis.
Mevrouw Verheijen haalde hem iedere dag op om de middag en de avond thuis door te brengen.
Zij vond het toen een kleine stap om haar man helemaal naar huis te halen.
‘Ik wilde mijn man graag thuis, maar zeven dagen bleek niet vol te houden.
Dat heeft toch een jaar geduurd, maar toen heb ik voor elkaar gekregen dat er voor
drie dagen dagopvang geregeld zou worden.’ Inmiddels gaat meneer vier dagen naar de dagbehandeling van het
verpleeghuis. Hij wordt met een taxibusje gehaald en gebracht. Rond vier uur in de middag is hij weer thuis.
‘Voor mezelf is het fijn dat hij even weg is. Ik kan wat doen, zoals mijn dieren verzorgen,
dat is een echte hobby van me. Maar om 16.00 uur staat hij al weer op de stoep, dus ik heb te
weinig tijd om echt iets te doen. Eigenlijk zouden de uren van de dagbehandeling uitgebreid
moeten worden, gewoon, dat ze langer daar blijven. Er is niet veel voor somatische patiënten,
meer voor psychogeriatrische patiënten. En daar komt nog bij dat ze op de dagbehandeling geen
tijd hebben om te oefenen met lopen; die zorg blijft dus ook bij mij.’
Mevrouw Verheijen is in contact gekomen met het Steunpunt Mantelzorg bij haar in de buurt.
Medewerkers van het steunpunt hebben gesprekken met haar gevoerd en bemiddeld bij het verpleeghuis.
‘Maar contact onderhouden, dat komt er niet van, iedereen gaat weer verder met zijn werk.
De thuiszorg komt wel drie tot vijf keer per dag, ze proberen het wel, maar zij hebben vaak geen personeel.
En ik merk dat er verder zo weinig is voor somatische patiënten. Neem nou de vrijwilligerscentrale,
daar dacht ik oppas te kunnen regelen zodat ik ook ’s avonds eens weg kan. Maar dat kan niet,
daarvoor moet ik naar de oppascentrale. Dan krijg je zo’n student in huis en weet je ook niet of
je daar je man aan kunt toevertrouwen; die studenten zijn kleine kinderen gewend.’
Mevrouw Verheijen vertelt dat de contacten met anderen minimaal worden. Dat, wanneer je lang aan
huis gebonden bent, mensen niet meer komen. Zelfs haar eigen kinderen komen niet vaak. ‘Af en toe
kan ik nog wel eens bijkletsen met de gespreksgroep, maar daar heb ik niet zo veel tijd voor en dat
is jammer.’ Ook het regelen van ontspanning vraagt grote inspanning. Vorig jaar heeft de familie
vakantie gevierd in Oostenrijk, met vrienden. De Oostenrijkse thuiszorg kwam helpen en dat was goed
geregeld. ‘Dit jaar wil ik zelf nog een paar weken op vakantie zonder mijn man. Het is de bedoeling
dat hij dan naar het verpleeghuis gaat. Ik durf het eigenlijk niet zo goed aan, de verzorging
vind ik niet zo goed. Ik denk altijd voor hem, en dat doen ze niet in het verpleeghuis.
Dat zijn ze niet gewend voor somatische patiënten, maar hij kan het toch echt niet zelf.
En ik schrijf hele overdrachten hoor, maar ze nemen de tijd niet om die te lezen.
De laatste keer was hij na twee weken zijn gebit kwijt, was zijn suikerspiegel verhoogd en
waren zijn voeten open. Ik heb de opname al een paar keer afgezegd, maar ja, ik moet er zelf
toch ook eens uit. Dus die vakantie gaat er toch wel van komen.’
Mevrouw Verheijen vindt de verzorging van haar man heel zwaar, vooral psychisch vindt ze het
steeds moeilijker worden. Vooral omdat ze overal zelf achteraan moet gaan. Van overleg met
thuiszorg, ergotherapeut tot gemeente. ‘Ik heb al van alles geprobeerd, maar moet het toch
allemaal zelf doen. Ik geef de moed niet op, ook niet naar de gemeente toe. Als mantelzorger
moet je toch altijd alles zelf doen.’
mantelzorgers
home