Foto:

Angelina Martina Salazar, 70 jaar, huisvrouw: "Toen de soldaten bij mijn huis kwamen zeiden ze: 'Goede morgen ouwe hoer', dat zeiden ze. Ik zag dat het niet goed was. En toen pakten ze hun geweren en ze richtten op mijn dochter en mij. Tegen mij zeiden ze: 'Ouwe, wat doe je hier?' 'Dit is mijn huis' zei ik. 'En je man?' 'Die is aan het werk' zei ik. Hij zei: 'Ik ga je huis binnen en als je man daar is maak ik hem dood.'"
"Toen kwamen ze weer naar buiten en omdat ze niemand hadden gevonden zeiden ze tegen mij: 'Vandaag gaan wij jou doden'. Ik zei: 'Goed, als jullie daartoe in staat zijn, als jullie onschuldige mensen vermoorden, dan doe je dat maar'. Kijk, God gaf mij de woorden om zo tegen hen te spreken. Toen zeiden ze: 'Jij bent een opstandeling'. Toen begonnen ze op het huis te schieten dat het overal kapot ging. Ik was ongerust en zei tegen mijn dochter: 'Laten wij gaan Cecelia, laten wij gaan.' En wij gingen naar mijn moeder en later naar de bergen, samen met mijn dochter en mijn man. Het was goed dat ik er niet meer was toen de soldaten terugkwamen, anders hadden ze mij vermoord."