Foto:

Elias Menjivar, 36 jaar, boer: "Als de organisatie zag aankomen dat er een groot en langdurig offensief kwam, van één of twee maanden, dan gaf zij ons adviezen. En de mensen maakten dan meel met suiker klaar, en iets te drinken, dan had je in ieder geval iets. En de vrouwen waren slim. Als zij maïs te pakken kregen, dan bakten zij daarvan tortillas met zout opdat die niet zouden bederven. Als het leger dan kwam, dan gingen die in een grote tas mee, 'vooral voor de kinderen', zeiden wij dan. Wij konden wel tegen honger, de kinderen niet; het was ook wel nuttig om huilende kinderen stil te krijgen. Zo'n voorraadje werd ook meegenomen naar de tatúes, de ondergrondse schuilplaatsen."